Algemene situering
De Vlaams-Brabantse faciliteitengemeente Wezembeek-Oppem (tot 1921 Wezembeek), arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, ligt ten oosten van Brussel, en wordt omringd door Sint-Stevens-Woluwe en Sterrebeek - deelgemeenten van Zaventem – ten noorden en oosten, Tervuren ten zuiden, en Kraainem ten westen. De gemeente is gegroeid uit twee historische woonkernen, Wezembeek (in het noorden) en Oppem (centraal). Sinds 1963 behoort ze tot de zes Nederlandstalige Brusselse randgemeenten met taalfaciliteiten voor de Franstaligen. Omwille van dit statuut nam de gemeente niet deel aan de fusies van 1977. De gemeente is 682 hectare groot, en telt bijna 13.500 inwoners. Wezembeek-Oppem telt vandaag drie parochies, de Sint-Jozefparochie met de Sint-Jozefkerk in de wijk Schone Lucht, centraal in de gemeente, en de Sint-Pietersparochie met de Sint-Pieterskerk in Wezembeek, in het noorden. In 1955 werd in Oppem de nieuwe Heilige Michaël- en Jozefparochie opgericht, met als kerk de kloosterkerk van de passionisten.
Ruwweg bekeken heeft de gemeente de vorm van een parallellogram of een ruit, met de punten naar de vier windstreken, met in het zuiden een erg grillig verloop van de gemeentegrens.
Het landschap is licht glooiend met hoogtes die variëren tussen 52 meter in het noorden tot bijna 110 meter in het zuiden, met enkele heuvels (de Vosberg met het Passionistenklooster pal op de top, 79 meter; het Vurenveld, 90 meter; Galgenberg, 95 meter; Zikkelenberg, ongeveer 100 meter; allen gesitueerd ten zuiden van de Mechelsesteenweg). Het hoogste punt van de gemeente bevindt zich in het zuiden op de grens met Kraainem en Tervuren, ter hoogte van de Karel Van Lorreinenlaan. De laagste gebieden situeren zich in het noorden, aan weerszijden van de Vuilbeek, waar zich vroeger broeken en meersen bevonden. Wezembeek-Oppem heeft net als de aangrenzende gemeenten Sterrebeek en Kraainem erg vruchtbare diepe leem- en zandleemgronden.
De Vuilbeek, ook Vloeibeek, oorspronkelijk Wezenbeek (Winsebeca), is de voornaamste waterloop van de gemeente. Ze maakt deel uit van het Dijlebekken. De waterloop ontspringt bij Hoogvorst in het zuiden van de gemeente, en loopt noordwaarts, bij Wezembeek met een grote bocht naar het westen. Daar stroomt ze terug noordwaarts even over de grens met Kraainem, om uit te monden in de Molenbeek (Kleine Maalbeek, ook wel Sterrebeek genoemd). Zowel Wezembeek als Oppem ontwikkelden zich aan deze beek.
De korte Kapelanebeek (naam ook wel gebruikt voor de Vuilbeek, zie hydrografische atlas) ontspringt in het Groeneveld van Kraainem, vormt de grens met deze gemeente, en mondt ten zuiden van het Kasteel de Burbure uit in de Vuilbeek.
Wezembeek-Oppem is altijd een landbouwgemeente geweest, en kende tot aan de Tweede Wereldoorlog twee woonkernen: Wezembeek in het noorden en centraal Oppem. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden in het westen en het zuiden nieuwe woonkernen (verkavelingen) als gevolg van de uitdeining van Brussel. De oprichting van twee nieuwe geloofscentra speelde hier op in: ten westen werd op de grens met Stokkel (Kraainem) de Sint-Jozefsparochie opgericht en vlakbij Tervuren (ten zuiden) werd de Heilig-Hartparochie ingericht (heden opgeheven). In de jaren 1950 en 1960 breidden deze nieuwe woonkernen zich sterk uit, en verdween het landelijke karakter van de gemeente grotendeels. Vandaag is Wezembeek-Oppem uitgegroeid tot een verstedelijkte woongemeente.
De gemeente wordt doorsneden door twee grote verkeersassen. De ring van Brussel doorsnijdt de wijk Goede Lucht van noord naar zuid, en sluit nog net op Wezembeek-Oppem met op- en afritten aan op de Wezembeeklaan, die westwaarts door Kraainem loopt. De Steenweg op Mechelen doorkruist de gemeente in zuidwestelijke richting. Tramlijn 39 volgt een stuk van het tracé dat oorspronkelijk Brussel en het Afrikamuseum te Tervuren verbond en hierbij Wezembeek-Oppem doorkruiste. Tegenwoordig is het tracé ingekort, en heeft de lijn haar terminus vlak bij de wijk Ban-Eik in het oosten van de gemeente.
Historische inleiding
Ontstaan en ontwikkeling van Wezembeek tot de 19de eeuw
De naam Wezembeek stamt af van de Wezenbeek (Vuilbeek). De naam groeide van Wezembeccha en Winsenbeke (1129), Wisenbeke (1208), Wesenbeke (1491),… tot Wezembeek. Weze is een Oudnederlands woord dat weiland, grasland betekent, afgeleid van het Duitse Wieze. Wins heeft een adere betekenis, namelijk links, scheef of krom, en zou op een kronkelende beek wijzen.
Wezembeek is een ronddorp met de kerk, omgeven door een straatring, als middelpunt. Het is opvallend dat de eigenlijke dorpskern zich in een noordelijke uithoek van de gemeente bevindt. Ze ligt dan wel aan een beek, maar niet aan een belangrijke doorgangsweg. Analoog aan Kraainem heeft Wezembeek nooit een grote uitbreiding gekend, en altijd minder inwoners gehad dan de secundaire kern, in dit geval Oppem.
De ontwikkeling van een dorpskern op juist deze plaats heeft te maken met de vermoedelijke aanwezigheid van een middeleeuwse versterking, vlak ten noordoosten van de kerk. Er zijn weinig concrete aanwijzingen voor zo'n burcht, slechts enkele historische vermeldingen als castro en borcht uit de 15de en 17de eeuw. Vermoedelijk geraakte deze versterking in verval na het vertrek van de eerste heren van Wezembeek, de Wesenbekes. Op de Ferrariskaart is ten noordoosten van de kerk te midden van een geometrisch aangelegde lusttuin een cirkelvormig perceel zichtbaar, grenzend aan een uitloper van de Wezembeek. Er zijn redenen om aan te nemen dat dit de locatie van de burcht was. Dit is echter een hypothese die onderbouw mist en verder onderzocht moet worden.
De eerste heren van Wezembeek behoorden tot het geslacht Wezembeke of Wesenbeke. Zij bleven tot de 14de eeuw in het dorp, waarna ze uitweken naar Antwerpen. Ze schonken hun goederen aan de Abdij van Park (Heverlee). Tussen de vijftiende en de zeventiende eeuw was er nergens sprake van een versterking. Pas in 1674 was er weer sprake van een nieuw barok kasteel. De rechtspraak en het kasteel van Wezembeek kwamen in 1695 in handen van de familie de Burbure.
Ontstaan en ontwikkeling van Oppem tot de 19de eeuw
Volgens de Centraal Archeologische Inventaris werden de eerste sporen van menselijke activiteit gedocumenteerd in 1870, toen in Oppem op een niet nader bepaalde plaats langs een weg naar Tervuren een gepolijste bijl van silex werd gevonden. Ook is er sprake van losse lithische vondsten (locatie onbepaald) die kunnen wijzen op "vestiges néolithiques". Uit latere perioden zijn er geen rechtstreekse sporen aangetroffen. Toponymie, analyse van landgebruik en perceelvormen wijzen op een Frankische oorsprong van Oppem.
Dit wordt ondersteund door de naam Oppem, die mogelijk is afgeleid van Opheim, Opperheim, Germaans voor hoger gelegen heem of woning. Met hoger gelegen zou stroomopwaarts op de Wezembeek bedoeld zijn.
De kern van Oppem was oorspronkelijk een dries. Ze is te situeren tussen de huidige Raymond Hernalsteenstraat (vroeger Driesstraat) ten zuidwesten, de Beekstraat ten noordwesten, de Maaldersgaarde en Jan Baptist Overloopstraat ten noordoosten, waar de Vuilbeek liep. Op historische kaarten (Ferraris, Vandermaelen) wordt de dries doorsneden door twee wegen waarvan nu slechts de Cafmeyerstraat overblijft. Op de hoek van deze straat met de Raymond Hernalsteenstraat (Driesstraat) lag het nu verdwenen Drieshof. De andere weg wordt gevormd door de oprijlaan van het kasteel van Oppem, die vroeger verder doorliep tot de Maaldersgaarde. Het gedeelte ten noordwesten van de Cafmeyerstraat wordt vandaag ingenomen door het kasteelpark, het gedeelte ten zuidoosten is verkaveld.
Oppem moet belangrijker geweest zijn dan Wezembeek, met een meer uitgebreider bewoning en verschillende oude hoven (het Bogaardenhof, het nu verdwenen Drieshof – het gesloopte hof te Oppem, de Kam,…). Toch groeide Oppem nooit uit tot een feitelijke woonkern, een gevolg (of oorzaak) van het ontbreken van een eigen parochiekerk. Zo bleef het eerder een losse samenhang van een aantal hoven en boerderijtjes met de dries als centrum. Vandaag heeft deze dries haar centrumfunctie verloren door de aanleg van de Mechelsesteenweg ten zuiden ervan en door de bouw van het gemeentehuis met school verder noordwaarts.
Oppem behoorde aan een ander geslacht dan Wezembeek, namelijk de familie de Dongelberge. Desondanks bleven Oppem en Wezembeek burgerlijk en parochiaal altijd een eenheid. De familie de Dongelberge schonk in 1234 de heerlijkheid Oppem aan de abdij van Villers.
Het zuidelijke gedeelte van Oppem (Galgenberg, Zikkelenberg, Hoogvorst) was tot de 12de eeuw bebost, en vormde een uitloper van het Zoniënwoud. De Abdij van Park ontgon het gebied vanaf 1129. In 1293 wordt een Boschkouter vermeld, nog weergegeven op de Vandermaelenkaart (1836) ten westen van Oppem tegen de grens met Kraainem.
In de jaren 1474-1487 werd in Oppem een bogaardenklooster opgericht, gelegen op de dries, aan de Raymond Hernalsteenstraat. Op de ruïnes van het klooster verrees later het kasteeldomein de Grunne (zie Raymond Hernalsteenstraat 2-4).
Landschapsbeeld voor de 19de eeuw
Een aantal kaarten kunnen gebruikt worden om een beeld te schetsen van de toestand van Wezembeek-Oppem in het ancien regime. De oudste kaart is de caerte figuratief van de ter Kamerenabdij van 1718, opgemaakt door E. Couvreur in opdracht van de tiendheren. Een jaar later werden alle eigendommen van de abdij gebundeld in het Kaertboek van Terkameren. Landmeter G. Everaert bracht de Wezembeekse goederen van het Brusselse godshuis Terkisten in kaart in 1747. De begaarden van Oppem lieten hun goederen in Wezembeek-Oppem optekenen in 1768. In 1772 werd de opmeting van de tiendlanden herhaald, hetgeen resulteerde in een kaart uitgetekend door C.J. Everaert. Van 1771 tot 1778 werd de gekende Ferrariskaart opgemaakt.
Al deze kaarten geven eenzelfde landschapsbeeld. Het grootste gedeelte van de oppervlakte van Wezembeek-Oppem werd ingenomen door akkers, en de bebouwing situeerde zich voornamelijk aan de Oppemdries (vrij verspreid) en in het kerndorp rond de kerk van Wezembeek.
Er waren weinig wegen van bovenlokaal belang. Twee oude wegen doorkruisten het gebied: de Dieweg is één van de oudste wegen van Midden-Brabant en verbond Tervuren en Vilvoorde, met halverwege Zaventem. Deze weg loopt ten oosten van Wezembeek en Oppem van noord naar zuid door de velden. Er was geen bewoning aan deze weg, die ook geen rol speelt in het ontstaan van deze woonkernen. Vandaag is het tracé nog deels bewaard, namelijk in de Dieweg die overgaat in de Leopold III-laan.
Een tweede belangrijke weg was de Oudergemse baan, of de Oude baan die vanuit Stokkel richting Tervuren liep, en zo verder naar Leuven (nu de de Grunnelaan, verder Windmolenstraat). Een afsplitsing van deze weg vormde de weg naar Duisburg (nu Oudergemselaan), die verder richting Leuven ging. Even voor deze afsplitsing komt vanuit Kraainem de oude Wijngaardlaan (nu Raymond Hernalsteenstraat en Wijngaardlaan) samen met deze weg, op die plek situeert zich de Oppemdries.
Voorts waren er een aantal lokale verbindingswegen naar onder meer Sint-Pieters-Woluwe, Kraainem, Sterrebeek.
19de eeuw
Tot in de 19de eeuw veranderde het ruimtelijke beeld in Wezembeek-Oppem amper. Op de kadasterkaart opgemaakt in 1809 door Davenne in opdracht van de prefect van het Dijledepartement is de situatie nog grotendeels hetzelfde als in het ancien regime. Wel treedt er al enige grondversnippering op door de verkoop van aangeslagen kerkelijke eigendommen. Op de Vandermaelenkaart (1836) en de Atlas der Buurtwegen (opgemaakt 1843, bestendigd 1874) kan men grosso modo dezelfde situatie aflezen. Wat Wezembeek betreft lag in de hoek van de Louis Marcelisstraat en de Jan Baptist De Keyzerstraat (vroeger respectievelijk Kerkstraat en Processieweg) het Hof van Wezembeek (deels bewaard in Sint-Pietersplein 11-12). Dit was het voornaamste hof van Wezembeek. Voorts waren er enkele andere hoven, de pastorie, de kerk, vermoedelijk een cure, kapelanenhuis en kostershuis, naast enkele boerenarbeiderswoningen (kossaatwoningen). Op de kadastrale Popp-kaart van 1870 zijn er amper wijzigingen af te lezen. Wel is ondertussen de Mechelsesteenweg aangelegd, die de gemeente van noordoost naar zuidwest doorsnijdt.
Wat bevolkingsaantallen betreft is er tot dan toe al eeuwenlang amper een toename geweest. Naar het einde van de 19de eeuw verandert dit. Dit valt af te leiden uit de toename van de bebouwing. In 1866 werden er 195 gebouwen geteld (tegenover 176 in 1846), maar in 1911 waren het er al 366, en verder in de twintigste eeuw ging het erg snel.
In 1840-1843 werd de Mechelsesteenweg, lopende van Tervuren naar Mechelen, aangelegd. De gemeente uitte de uitdrukkelijke wens dat deze steenweg Oppem zou aandoen, hetgeen ook gebeurde. De steenweg betekende een impuls voor de ontwikkeling van de gemeente, die tot dan niet bediend werd door belangrijke verkeersassen. De aanleg en het ontstaan van de bijhorende lintbebouwing betekenen het begin van de voorstedelijke ontwikkeling van Wezembeek-Oppem. Een andere aanleg met een grote impact op de verdere ontwikkeling van de gemeente was de spoorlijn Brussel-Tervuren (spoorlijn 160, nu tramlijn 39) die de bereikbaarheid van de hoofdstad sterk verhoogde, en ook enkele randgemeenten onderling verbond. Men begon in 1877 met de aanleg, en het eerste deel (tot Oudergem) werd ingereden in 1881. In 1882 werd de lijn doorgetrokken tot Tervuren. De lijn kwam Wezembeek-Oppem binnen ter hoogte van de Oscar de Burburelaan, op de grens met Kraainem, liep vandaar pal naar het oosten, en zwenkte met een grote bocht zuidwaarts ter hoogte van de Krommestraat. Wat verder kruiste ze de Mechelsesteenweg, om ter hoogte van de huidige Windmolenstraat naar rechts af te buigen. Vandaar liep de lijn met een lichte bocht tot aan de eindhalte, het punt waar de Brusselsesteenweg op de Tervurenlaan uitkomt (grondgebied Tervuren). Het tracé van deze spoorlijn is nog goed te volgen: de huidige tramlijn 39 volgt sinds 1988 hetzelfde tracé tot vlak ten zuiden van de Mechelsesteenweg, waar ze haar terminus heeft (halte Ban Eik). Het vervolg is een wandelpad, tot aan de Albertlaan. Deze straat volgt het verdere tracé van de oude spoorlijn, tot aan de vroegere eindhalte (grondgebied Tervuren).
Er werden drie stations in Wezembeek-Oppem gebouwd : één vlak bij de grens met Kraainem, de Burburelaan 182-184, één aan de Mechelsesteenweg (ter hoogte van de huidige halte Ter Meeren, nu verdwenen), en één op het einde van de lijn (verbouwd tot villa, in feite gelegen op Tervuren, Albertlaan 17).
Naar aanleiding van de koloniale tentoonstelling van 1897 werd op koninklijk aandringen het gedeelte vanaf de Windmolenstraat verlegd, zodat de eindhalte vlak bij het Koloniaal Museum kwam te liggen op grondgebied Wezembeek-Oppem. Dit eindstation, gekend als het station van Tervuren, was een groots opgevat gebouw in cottagestijl van de hand van Franz Seulen dat werd gesloopt in 1964. Er bleef wel een goederenloods bewaard, heden omgebouwd tot horecazaak (Leuvensesteenweg 10A).
20ste eeuw
Door het ontstaan van een vlotte verbinding tussen Wezembeek-Oppem en Brussel en het op dat moment nog ongerepte landelijke karakter werd de gemeente interessant voor mensen die in Brussel werkten, maar tegelijkertijd rust en gezonde lucht wilden om in te wonen (analoge evolutie met Kraainem). Zo werden er aan de westelijke rand van de gemeente vanaf het begin van de 20ste eeuw talrijke villa's gebouwd. Men telde in Wezembeek-Oppem in 1911 nog 366 woningen, in 1945 waren het er al 1050, en van 1945 tot 1966 vond een ware bevolkingsexplosie plaats. Er werden op 20 jaar tijd bijna 2000 woningen gebouwd (totaal aantal woningen in 1966: 2905).
In 1925 werd de aanleg van een grootschalige villawijk in het westelijk deel van de gemeente goedgekeurd. Op dat moment was er in dit gebied (Kapelleveld) amper bebouwing, enkel de villa "Le Castelet" aan de de Grunnelaan, ook "de Torekens" genaamd. De verkaveling kreeg de naam "Schone Lucht – Bel Air" en werd ontwikkeld door "S.A. Immobilière Electrobel". De wijk was specifiek ontwikkeld voor pendelaars die de ongezonde leefomstandigheden van de stad wilden ontvluchten. De van west naar oost lopende Oppemlaan werd aangelegd als hoofdas, met hierop uitkomend enkele noord-zuid georiënteerde straten (Woudlaan, Rode Beukenlaan, Schone Luchtlaan, Pleinlaan). De aanleg van de Schone Luchtwijk versnelde sterk het inwijkingsproces, voornamelijk Franstalige bedienden en kaderleden vestigden zich in deze villawijk. De ontwikkeling nam vooral vlak na de Tweede Wereldoorlog een hoge vlucht. Het gaat – naast enkele interbellumwoningen – dan ook hoofdzakelijk om vrij eenvoudige woningen uit de jaren 1950 met regionalistische inslag : steunberen, schouderstukken, soms vlechtingen,… Architecten als Schuiten, De Vroye en Duvivier zijn hier sterk vertegenwoordigd. Woningen typisch voor de wijk zijn Schone Luchtlaan 31 (modernistische inslag met gebogen gevel links, overstekende dakrand), 41 (gesigneerd "J.A. Cnop Wesembeek"), 45. In de Kollebloemenlaan is een kleine verzameling van typische regionalistische woningen bewaard.
In 1926 werd de eerste sociale woonwijk van Wezembeek-Oppem aangelegd door de samenwerkende bouwmaatschappij "Ons Huis", mede gesticht door Xavier de Hemricourt de Grunne, kasteelheer en toen pas benoemd burgemeester te Wezembeek-Oppem. Het ging om een dertigtal ééngezinswoningen naar ontwerp van Spéder, gesitueerd aan de Hendrik Smetsstraat, even ten zuiden van de Sint-Pieterskerk. In 1930 werden de eerste huizen van dit wijkje, in de volksmond "de Cité" genoemd, verkocht.
Na de Tweede Wereldoorlog kende Wezembeek-Oppem een enorme bevolkingsaangroei, tussen 1945 en 1966 verdrievoudigde het aantal woningen van 1050 tot 2905. Hierin kadert de aanleg van enkele nieuwe wijken. In 1950 werd door de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom een wijk met 46 ééngezinswoningen met tuintje gebouwd. Deze wijk, Warandeberg genoemd, ligt vlak ten noordoosten van het kasteel de Burbure, tegen het kasteeldomein aan. In de verkaveling werden enkele nieuwe straten aangelegd (Houtsniplaan, Ooievaarslaan, Waterhoenlaan, Wilde Zwanenlaan). Het gaat om twee types van per twee gekoppelde bakstenen ééngezinswoningen met regionalistische inslag, al dan niet wit geverfd. Vrij gaaf bewaarde voorbeelden van de twee types zijn Waterhoenlaan 5-7 en Waterhoenlaan 6-8.
In hetzelfde jaar werd ook de Vosbergwijk aan de Mechelsesteenweg aangelegd. De lokale samenwerkende bouwmaatschappij "Mijn Huisje", met als medestichter Baudewijn de Hemricourt de Grunne, stond in voor deze verkaveling. De aanleg en de woningen werden getekend door Robert Schuiten. De wijk omvat de Heldenlaan, de Cederslaan, de Kalestraat en de Vosberg.
Dezelfde maatschappij "Mijn Huisje" kocht voor de bouw van een grootschalige sociale woonwijk 15 hectaren grond op het Baneikveld in het oosten van de gemeente. De Baneik wijk situeert zich in het oosten van de gemeente, tussen de Mechelsesteenweg, de Leopold III-laan, de Oudergemseweg en de Renbaanlaan. De architecten Stenier en Van Hove van het studiebureau Groupe Structures maakten de plannen op voor de Baneik wijk. Deze wijk, aangelegd in 1959, is een voorbeeld van een totaalaanleg met alle voorzieningen: woningen, groene ruimte (9,20 hectaren), sportvelden, jeugdlokalen, schoolgebouwen, winkelcentrum en postkantoor. De wijk werd uitgebreid met 63 woningen in 1970 en in 1980 kwamen er twee zes verdiepingen hoge appartementsgebouwen bij aan de Leopold III-laan.
In 1960 werd aan de de Grunnelaan het Koninginneoord gebouwd (vlak ten oosten van de toen nog niet aangelegde ring rond Brussel), een verkaveling van de hand van Robert Schuiten, gelegen op gronden in het bezit van de architect. Het gaat om een modernistisch wijkje, sterk gelijkend op de woningen van Residentiepark Schone Lucht en het wijkje aan de Koningin Astridlaan te Kraainem, beide van de hand van dezelfde architect.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de lange tijd erg druk gebruikte spoorlijn Brussel-Tervuren verlieslatend, ze werd finaal opgeheven in 1970. Tegenwoordig wordt een deel van het tracé door vervoersmaatschappij De Lijn opnieuw gebruikt als tramlijn 39 (van Stokkel tot Ban-Eik).
In 1970 en 1980 werd in twee fasen de Marmotwijk uitgebouwd, gelegen tegen de zuidgrens van de gemeente. Deze telt 157 ééngezinswoningen, en is aangelegd als een straat met ovaalvormig verloop (Marmotlaan en Lange Delle), waarop enkele doodlopende zijstraatjes uitgeven.
Van 1973 tot 1975 werd een nieuwe primaire verkeersader aangelegd op Wezembeek-Oppem, namelijk de ring rond Brussel. Deze doorkruist het westelijke deel van Wezembeek-Oppem van noord naar zuid, sluit even ten noorden aan op de E40, en ten zuiden op de E411. Om te vermijden dat de gemeente in twee gesneden zou worden werden zeven bruggen (waarvan één voor de tram) aangelegd over het traject van 8 kilometer. Er werd een verbindingscomplex uitgewerkt met de Wezembeeklaan. De ring symboliseert het definitieve einde van het landelijke en rustige Wezembeek-Oppem.
De ring zorgde echter wel voor een uitstekende verbinding met Brussel, Leuven, en Wallonië, en was zo een bijkomende impuls voor inwijking van pendelaars. In 1961 en 1970 werkte driekwart (75% en 74%) van de actieve bevolking van Wezembeek-Oppem buiten de gemeente, het overgrote deel in Brussel.
Ruimtelijke structuur
Wezembeek-Oppem heeft een vrij gevarieerde stedenbouwkundige structuur, met bebouwing gaande van rijbebouwing tot groots opgevatte villa's, en een weinig resterende landbouwruimte. Opvallend is dat bij recentere verkavelingen dikwijls achteringelegen kavels worden aangesneden, die dan toegankelijk zijn via een oprit tussen de voorliggende kavels. Zoals gezegd heeft Wezembeek-Oppem twee historische kernen, namelijk het kerndorp Wezembeek en de zone rond de Oppemdries. Wezembeek, in het noordwesten van de gemeente, heeft zijn oude structuur met een weg rond de Sint-Pieterskerk, en daarrond bewoning, vrij goed bewaard. Centraal in Wezembeek-Oppem was de Oppemdries (gelegen tussen de Raymond Hernalsteenstraat en de Jan Baptist Overloopstraat) een wegenknooppunt met errond een aantal grote en minder grote hoeves. Momenteel vertoont de dries een erg gesloten karakter door de omvorming tot kasteelpark, zijn de meeste hoven verdwenen, en is het zwaartepunt voor het verkeer verschoven naar de iets zuidelijker gelegen Mechelsesteenweg.
De rest van de oppervlakte van de gemeente is voor het grootste deel na de Tweede Wereldoorlog verkaveld. Het westen van de gemeente sluit naadloos aan op de villaverkavelingen van zuidelijk Kraainem (Park Kraainem, verkaveld door "la Société Immobilière de Stockel"). In Wezembeek-Oppem loopt de verkaveling over in de Bel Air- of Schone Luchtwijk (aan de noordwestelijke rand van de wijk, net op grondgebied Kraainem, ligt een herberg met de naam "In de goede lucht by J.B. Demey" - Ferdinand Kinnenstraat 48). De Oppemlaan vormt de hoofdas van deze villawijk, hierop sluiten verscheidene zijstraten haaks aan. De bebouwing dateert grotendeels uit de jaren 1950 en 1960, met veel vrij eenvoudige woningen met regionalistische inslag (gebruik van breuksteen, steunberen, schouderstukken, vlechtingen,…, zie bijvoorbeeld Kollebloemenlaan). In deze verkaveling ligt de sociale woonwijk Residentiepark Schone Lucht, gelegen aan de Madeliefjeslaan en de Oppemlaan. Dit is een eenvormige wijkontwikkeling met bakstenen witgeschilderde gegroepeerde woningen onder zadeldaken, een parochiekerk, parochiezaal, bibliotheek, wijkschooltje,…. Het geheel werd ontworpen door Robert Schuiten.
Aan de andere zijde van Wezembeek-Oppem ligt de grote en beeldbepalende Ban-Eikwijk, een sociale woonwijk gebouwd door de "Société locale "Mijn Huisje"". Deze wijk combineert laag-, midden- en hoogbouw en is aangelegd volgens een grondplan met kronkelende straten.
Liefst 20 hectaren van de oppervlakte van Wezembeek-Oppem worden ingenomen door begraafplaatsen, gelegen in het noordoosten van de gemeente, deels op grondgebied Zaventem. Het gaat om de begraafplaatsen van Wezembeek-Oppem zelf, van Etterbeek en Sint-Lambrechts-Woluwe (beide gemeenten van het Brussels hoofdstedelijk gewest). Vooral de begraafplaatsen van Sint-Lambrechts-Woluwe en Etterbeek zijn erg uitgestrekt.
Verscheidene straten van de gemeente zijn vernoemd naar gesneuvelden van beide wereldoorlogen, afkomstig uit Wezembeek-Oppem (zie oorlogsmonument bij het gemeentehuis).
- CALUWAERTS R. 1982: Tentoonstelling "Kennismaking met Wezembeek-Oppem", Het Anker 1.2, 13, 20.
- CALUWAERTS R. 1992: Wezembeek-Oppem. Van boerendorp tot woongemeente. Nieuwkerken-Waas.
- CLAES Bart. 2010: Een kijk op Ban Eik. De buurtwerking van het OCMW, Uitgekamd11.4, 2-3.
- MAES Fr. 1957: Wezembeek-Oppem vroeger en nu. Eigen Schoon en de Brabander40.11-12, 252, 258.
- s.n. 1951: Un lotissement de "L'Immobilière Electrobel". Le quartier du plateau de Stockel Bel-Air. La Maison 7.3, LII-LV.
- VERBESSELT J. 1972: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw deel 12, Pittem, 203-247.
- WEVERBERGH J. 1991: De Hoeve-Brouwerij de Kam te Wezembeek-Oppem. Het Anker 10.2-3-4, 1-36.
- www.kerknet.be, laatst geraadpleegd 07/11/2011.